Interview met Sanne Baar
1. Hoe lang van te voren wordt een tentoonstelling gepland?
Voor Jan Veth waren er al in eerste 1994 plannen. Hier is dus heel lang over nagedacht. De tentoonstelling stond denk ik vijf jaar geleden concreet in de schema’s. Door corona is de tentoonstelling toen nog een paar keer uitgesteld waardoor de opening nu pas is.
Voor een grote tentoonstelling als Jan Veth begint de voorbereiding meestal
twee en een half jaar van te voren. In eerste instantie is het vooral nog samen met de projectgroep (curator, educator, marketeer en projectsecretaris) nadenken over het
verhaal dat we willen vertellen. Bij Jan Veth hebben we er zo voor gekozen om het oog van Jan Veth de verteller te laten zijn. Hij neemt ons mee door zijn leven en werk. Dan gaan we verder met het maken van een begroting, planning, werven van fondsen, aanvragen van bruiklenen. Een jaar van te voren gaan we in gesprek met een vormgever om na te denken over de inrichting. En zes maanden voor de opening begint het meer ‘technische’ stuk: het plannen van de opbouw met de technische dienst en de schilder, en het organiseren van de transporten met de externe transporteurs.
2. Wie zijn de samenstellers van een tentoonstelling?
Jan Veth is samengesteld door onze conservator 19e eeuw Quirine van der Meer Mohr met behulp van een adviesgroep. Vaak wordt een tentoonstelling alleen door een conservator samengesteld of in samenwerking met de projectleider.
3. Wat zijn de grootste uitdagingen bij het samenstellen van een tentoonstelling?
Alles en iedereen bij elkaar brengen binnen planning en budget. Om te beginnen met de vele verschillende ideeën binnen de projectgroep over wat we in de tentoonstelling willen laten zien en hoe we dit aan het publiek willen overbrengen. Waarbij ik alle ideeën, dromen en ambities op elkaar afstem en zorg voor een helder projectplan dat ik voorleg aan de directie. Hierna volgt het aanvragen van de bruiklenen met alle contracten en transporten die hierom heen geregeld moeten worden. Maar ook het contact met de vele freelancers met wie we werken voor het tentoonstellingsontwerp, het timmeren van de vitrines en bankjes, met de uitgever van de catalogus van de publicatie en de borrel voor de opening.
5. Heeft een levende kunstenaar inspraak in de inrichting van de zaal?
Een levende kunstenaar heeft zeker bij een solo tentoonstelling grote inspraak. Bij groepstentoonstellingen is dit afhankelijk van het soort tentoonstelling en het werk. Als het een schilderij is bepalen wij dit vaak. Bij ruimtelijke installaties is er meestal meer overleg, zeker
ook als er veel techniek bij komt kijken. Maar het gaat altijd in goed overleg tussen de kunstenaar, conservator en projectleider.
6. Hoe wordt je projectleider, en hoeveel projectleiders werken in het Dordrechts museum?
Door het te doen. Ik heb zelf geschiedenis gestudeerd en ben daarna via stages en eerste baantjes de museumwereld ingerold. Na een paar jaar wist ik dat het maken van tentoonstellingen het leukste werk is dat ik dat altijd wil blijven doen. Ik werk nu bijna 3 jaar met veel plezier in Dordrecht.
7. Wat vind je het allerleukste aan je werk?
De grote diversiteit aan werkzaamheden, om slechts een selectie te geven. Ik mag met de conservatoren en kunstenaars meedenken over de inhoud, over dat wat we in een tentoonstelling willen presenteren. Met de ontwerpers en technische dienst kijk ik naar hoe we duurzamere vitrines kunnen bouwen. Daarnaast heb ik veel contact met particuliere en museale bruikleengevers. Tijdens de opbouw sta ik op zaal om daar samen met de technische dienst, ontwerpers en conservator de tentoonstelling in te richten, een van de leukste periodes van het project. Ook ben ik een sparringpartner voor de marketeer en de educator en denk zo weer mee over de poster en de opzet van de audiotour. En mijn bemoeienissen gaan zelfs zover dat ik me buig over de bitterballen bij de opening. Maar het allerbelangrijkste is dat ik er vooral voor wil zorgen dat iedereen op een fijne en leuke manier samen kan werken. Dat we voldoende lachen en onze succes vieren. Alleen zo krijgen we onze mooie en goede tentoonstellingen waarop we allemaal zo trots kunnen zijn.
Annemarie van Huis, cie. PR